zaterdag, februari 28, 2015

Transitie

Transitie lijkt ineens "in".
Ik vind een definitie.
"Een transitie is een structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van (...)."

Structurele verandering; het blijft me bezighouden.
- in de zorg
- in het onderwijs
- in het bedrijfsleven (Joop vertelde gisteren nog over zijn transitie)
- in de samenleving (groot en klein)
Stellen worden echtparen; echtparen worden ouders (we hebben er weer een kleinzoon bij: Tim!)



Maar waardoor is het ineens zo "in" (dit is waarschijnlijk ook zo'n jaren 60-woord)? Komt dat door het woord zelf dat ineens uit het woordenboek tot leven is gekomen?

Transitie...
Ik vond altijd dat alles "anders" moest worden; dat ik ergens anders naar toe moest (volgens Wim Daniels heet dat Fernweh i.t.t. Heimweh); dat ik anders moest doen.
Nou is dat heilige "moeten" er intussen ook aan het afgaan en dat voelt heel lekker (een vriendin zei laatst: "En van wie moet dat dan?") maar ik leef bij het steeds anders worden (en als het mij eens helemaal niet goed uitkomt, dan ga ik het aan met de gedachte dat verandering inherent is aan leven).
Panta rhei: alles stroomt. Niets is hetzelfde als een seconde daarvoor.
Soms is dat heel pijnlijk.

Het is ontwikkelen; de wikkel eraf; afpellen; openbreken; opbreken; ontwarren; naar de kern.





Plato ("Niets is ooit, maar alles wordt"), Ovidius ("Omnia mutantur, nihil interit" – "alles verandert, niets gaat ten gronde") en Aristoteles ("Niets is standvastig.") werden door deze gedachte geïnspireerd.